Home

Ik stond op hogen bergen

 
Ik stond op hogen bergen
Ik zag ter zeewaart in
Ik zag een scheepken drijven
Daar waren drie ruitertjes in
Den enen stond in mijnen zin
Den enen stond in mijnen zin

Den allerjongsten ruiter
Die in dat scheepken was
Die schonk mij eens te drinken
Den wijn al uit een glas
God loont hem die dat was
God loont hem die dat was

'Ik breng 't u, klein haveloos meisken
Gij zijt van haven bloot
Omdat gij een klein haveloos meisken zijt
Daarom ik u laten moet
Gij en hebt er ja geen goed
Gij en hebt er ja geen goed

Ben ik een klein haveloos meisken
Ik en bens alleine niet
In een kloosterken wil ik rijden
God loont hem die 't mij ried
Dat ik uit alle genoegten schied
Dat ik uit alle genoegten schied

Och jonkvrouw nonne, als gij ten klooster gaat
Ende als gij wijding ontfaat
Hoe geerne zoude ik weten
Hoe u die nonnekleder staan
Als gij in een klooster wilt gaan
Als gij in een klooster wilt gaan

Maar toen zij in dat klooster kwam
Haar vader die was dood
Men vond in al mijns heren land
Geen rijker kind, ende was groot
Ende niet van haven bloot
Ende niet van haven bloot

Den ruiter had zo haast vernomen,
Hij sprak: zadelt mij mijn peerd
Dat zij in 't klooster is gekomen,
Dat mijnder herte zo zeredeert,
Het is mij wel rijdens weerd
Het is mij wel rijdens weerd

Maar toen hij voor dat klooster kwam,
Hij klopte aan den ring
Waar is dat jongste nonneken,
Dat hier lest wijding ontving
Het is zo schonen kind
Het is zo schonen kind

Dat aller jongste nonneken
En mag niet komen uit
Zij zit alhier besloten
Ende zij is Jesus' bruid
Zij looft Hem overluid
Zij looft Hem overluid

Dat allerjongste nonneken
Ging voor den ruiter staan
Haar haarken was afgeschoren
Die minne was al gedaan
Nonneklederen had zij aan
Nonneklederen had zij aan

Gij moogt wel thuiswaart rijden
Stout ruiter, gij moogt wel gaan
Gij moogt een ander verkiezen
Mijn minnen is al gedaan
Ik hebbe een ander leven aangegaan
Ik hebbe een ander leven aangegaan

Toen ik een klein haveloos meisken was
Toen stiet gij mij met den voet
Omdat ik jong ende arm was
Ik en hadde toen geen spoed
Stelt nu tevreden uwen moed
Stelt nu tevreden uwen moed

Antwerper liedboek 1544